woensdag 19 december 2012

Bedrieglijke eenvoud (een recensie)



U kunt zich niet inbeelden hoe getroebleerd mijn relatie met poëzie is. Er zijn geen twee gegronde redenen te bedenken waarom dat zo is. Ik werd in mijn tienerjaren niet mismeesterd door een overenthousiaste leraar Nederlands die me met zijn liefde voor poëzie probeerde te besmetten. Noch heb ik mijn ouders ooit betrapt op het, ritmisch in de handen klappend uiteraard, debiteren van de Oppervlakkige Charleston van Paul Van Ostaijen – gelukkig maar het zou mijn beeld van mijn ouders voorgoed aan gruzelementen gegooid hebben. Niets van dat alles. Geen poëzietrauma's. En toch, ik en poëzie, het werkt gewoonweg niet.

Toen me gevraagd werd of ik de nieuwe, tweetalige uitgave van De papieren leugen van Vjatsjeslav Koeprijanov door Boekenplan (@Boekenplan op Twitter) wou lezen en er dan iets over wou schrijven (het woord ‘recensie’ werd handig vermeden om me niet helemaal de kast op te jagen), begon ik spontaan uitstelgedrag te vertonen. Ik ging zelfs de vuile was sorteren.

Het leuk ogende boek lag dan ook al weken dreigend op mijn bureau voor ik het durfde te openen, als betrof het hier een brief van de Federale Overheidsdienst Financiën. Voorzichtig de inleiding even proberen, dat moest nog wel lukken, dat was proza. Grotendeels in het Russisch weliswaar.

Dat ik mijn woordenboek Russisch-Nederlands gebruik om het beeldscherm van mijn pc op ooghoogte te plaatsen is tekenend voor de staat waarin mijn kennis van het Russisch zich bevindt. Het maakte ook dat ik bepaalde woorden uit de inleiding niet kon opzoeken. Uit wat ik zonder woordenboek begreep, kon ik opmaken dat Vjatsjeslav Koeprijanov een grote naam is in de hedendaagse poëzie, die in een adem genoemd wordt met Czesław Milosz en sinds een jaar of vijftien internationale prijzen binnenhaalt, zoals ik de was (omwille van dat uitstelgedrag).

Uiteindelijk ben ik toch maar aan de gedichten zelf begonnen. Ik werd aangenaam verrast.

Koeprijanov schrijf korte, puntige gedichten die op het eerste gezicht heel erg eenvoudig lijken. Die eenvoud is echter bedrieglijk. Een gedicht als ‘Dorst’ bestaat uit slechts twaalf woorden maar die hebben zoveel inhoud, er zit zoveel melancholie in, zoveel gedwongen en daardoor onwillige berusting, dat je als lezer gemakkelijk een dag doorkomt met die twaalf woorden. Nadenkend over hun betekenis, doordenkend, hen savourerend, terwijl je stilletjes hoopt dat ze hun volle betekenis maar traag zullen vrijgeven.

De vormelijke eenvoud is bij Koeprijanov bedrieglijk, zoals ook zijn luchtigheid dat is. De eenzaamheid van de hedendaagse mens die te zeer met zichzelf, met zijn ambitie, met zijn elektronische prulletjes bezig is en ‘onsterfelijkheid zoekt op een cd’, om oog te hebben voor de mensen en de wereld rondom zich is een prominent thema. En natuurlijk – een Russische schrijver, zou geen Russische schrijver zijn mocht hij het er niet over hebben – politiek. Koeprijanov klaagt gedwongen uniformiteit aan, maar ook laksheid, hij wijst de grote ego’s uit de politiek terecht, verfoeit de ambigue houding van zijn land ten opzichte van Europa,…  En hij doet dat met een speelsheid die verleidelijk is in zijn ongekunsteldheid.

De papieren leugen was voor mij een aangename kennismaking met Koeprijanov, hopelijk kan het dat voor u ook zijn. Een kennismaking met een wijze oude man, een man die iets te zeggen heeft, een man met een ernstige boodschap, die hij heel vakkundig verpakt in ogenschijnlijke eenvoud en luchtigheid. 

Een aanrader.