U kunt zich
niet inbeelden hoe getroebleerd mijn relatie met poëzie is. Er zijn geen twee
gegronde redenen te bedenken waarom dat zo is. Ik werd in mijn tienerjaren niet
mismeesterd door een overenthousiaste leraar Nederlands die me met zijn liefde
voor poëzie probeerde te besmetten. Noch heb ik mijn ouders ooit betrapt op het,
ritmisch in de handen klappend uiteraard, debiteren van de Oppervlakkige Charleston van Paul Van Ostaijen – gelukkig maar het
zou mijn beeld van mijn ouders voorgoed aan gruzelementen gegooid hebben. Niets van dat alles. Geen poëzietrauma's. En
toch, ik en poëzie, het werkt gewoonweg niet.
Toen me
gevraagd werd of ik de nieuwe, tweetalige uitgave van De papieren leugen van Vjatsjeslav Koeprijanov door Boekenplan (@Boekenplan op Twitter) wou
lezen en er dan iets over wou schrijven (het woord ‘recensie’ werd handig
vermeden om me niet helemaal de kast op te jagen), begon ik spontaan
uitstelgedrag te vertonen. Ik ging zelfs de vuile was sorteren.
Het leuk
ogende boek lag dan ook al weken dreigend op mijn bureau voor ik het durfde te openen,
als betrof het hier een brief van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Voorzichtig de inleiding even proberen, dat moest nog wel lukken, dat was
proza. Grotendeels in het Russisch weliswaar.
Dat ik mijn
woordenboek Russisch-Nederlands gebruik om het beeldscherm van mijn pc op ooghoogte
te plaatsen is tekenend voor de staat waarin mijn kennis van het Russisch zich
bevindt. Het maakte ook dat ik bepaalde woorden uit de inleiding niet kon
opzoeken. Uit wat ik zonder woordenboek begreep, kon ik opmaken dat Vjatsjeslav
Koeprijanov een grote naam is in de hedendaagse poëzie, die in een adem genoemd
wordt met Czesław Milosz en sinds een jaar of vijftien internationale prijzen
binnenhaalt, zoals ik de was (omwille van dat uitstelgedrag).
Uiteindelijk
ben ik toch maar aan de gedichten zelf begonnen. Ik werd aangenaam verrast.
Koeprijanov
schrijf korte, puntige gedichten die op het eerste gezicht heel erg eenvoudig
lijken. Die eenvoud is echter bedrieglijk. Een gedicht als ‘Dorst’ bestaat uit slechts
twaalf woorden maar die hebben zoveel inhoud, er zit zoveel melancholie in, zoveel
gedwongen en daardoor onwillige berusting, dat je als lezer gemakkelijk een dag
doorkomt met die twaalf woorden. Nadenkend over hun betekenis, doordenkend, hen
savourerend, terwijl je stilletjes hoopt dat ze hun volle betekenis maar traag
zullen vrijgeven.
De vormelijke
eenvoud is bij Koeprijanov bedrieglijk, zoals ook zijn luchtigheid dat is. De eenzaamheid
van de hedendaagse mens die te zeer met zichzelf, met zijn ambitie, met zijn
elektronische prulletjes bezig is en ‘onsterfelijkheid zoekt op een cd’, om oog
te hebben voor de mensen en de wereld rondom zich is een prominent thema. En
natuurlijk – een Russische schrijver, zou geen Russische schrijver zijn mocht
hij het er niet over hebben – politiek. Koeprijanov klaagt gedwongen uniformiteit
aan, maar ook laksheid, hij wijst de grote ego’s uit de politiek terecht,
verfoeit de ambigue houding van zijn land ten opzichte van Europa,… En hij doet dat met een speelsheid die verleidelijk
is in zijn ongekunsteldheid.
De papieren leugen was voor mij een aangename kennismaking met Koeprijanov,
hopelijk kan het dat voor u ook zijn. Een kennismaking met een wijze oude man,
een man die iets te zeggen heeft, een man met een ernstige boodschap, die hij heel
vakkundig verpakt in ogenschijnlijke eenvoud en luchtigheid.
Een aanrader.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten