Het duurde evenwel nog vier jaar voor ik echt schrijver werd. Op 1 september 1994 vroeg de klastitularis aan ons, zijn nieuwe pupillen al kon het ook zijn dat hij ons als weerbarstige pubers zag, dat is me niet duidelijk (mij mocht hij wel geloof ik, op het einde van het schooljaar heeft hij in elk geval bedankt voor mijn aanwezig in zijn klas; niet verwonderlijk, de man gaf Nederlands en Engels, zowat de enige lessen waarvoor ik stopte met tekenen of lezen). Vroeg hij dus aan ons wat onze hobby’s waren. Voetbal, gitaar, voetbal, voetbal, gitaar, meisjes, voetbal, voetbal, gitaar… de man begon op zijn horloge te kijken toen plots: ‘schrijven’.
De klas verstomde en keek Callens verbaasd aan. Schrijven? (Voor de goede orde, de man is nu jazzdrummer geloof ik.)
Kon schrijven een hobby zijn? Mocht dat? Blijkbaar, want Callens (we zaten op het soort school waar de jongens enkel een familienaam hadden en de leraren ons met meneer aanspraken) oogste bewondering en respect. Zelfs bij de leraar. Misschien zelfs bij de meisjes! Nog diezelfde avond raapte ik wat kladpapier bijeen, besliste ik mijn haar te laten groeien en begon mijn eerste verhaal te schrijven. Ik zou die Herman Brusselmans – want hij was toen de Supernova van de Vlaamse Letteren, de man die van schrijvers BV’s maakte – eens tonen wie de grootste was. (Tom Lanoye een poepje laten ruiken leek me wat riskant).
Het duurde een goede acht jaar voor de liefde voor het papier over was: ik had een pc. Een mens moet nu eenmaal meegaan met zijn tijd. Vooral als je vooraan in de twintig bent, dan heb je nog niet het recht verworven om foert te zeggen tegen iOS7 of zo. Een schrijver moet nieuwe technologiën omarmen als ze hem het werk makkerlijker maken. De liefde voor papier neemt bij vele mensen af. Schrijven doen we met zijn allen op een groot wit scherm. Kranten en boeken lezen doen velen op een klein wit scherm. Met elkaar praten doen we op een nog kleiner scherm.
Gelukkig is er nog één bastillon waar de liefde voor papier hoog in het vaandel wordt gedragen: de uitgeverijwereld.
“Er bestaat zoiets als e-mail, dat weten we. En ja, we weten dat u daaraan een bijlage kunt toevoegen. Een document dat u op de computer heeft uitgetikt. Wij lezen uw manuscript niet, dus voor ons maakt het eigenlijk niet uit in welke vorm we het ontvangen, maar leest u aub toch even onze instructies voor het inzenden van manuscripten. U vindt die op onze elektronische infobrochure die in de volksmond ook wel ‘website’ genoemd wordt.”
- Uitgeprint, niet met de hand geschreven. Zelfs niet als u een heel dure pen gebruikt.
- Enkelzijdig bedrukt, dan kan onze graficus de achterzijde gebruiken om draftjes van nieuwe covers op te tekenen.
- Een duidelijk leesbare, grote letter: verdana 12 lijkt me wel wat
- Anderhalve witregel tussen elk lijntje tekst, dat lijkt ook wel lachen.
- Oh ja, we geven liefst van die heel erg dikke boeken uit (we weten allemaal dat alleen verveelde huismoeders nog lezen, die hebben veel tijd, die willen dikke boeken).
Zie mij gaan. Hoor mijn printer zoemen, ronken, piepen, kraken, kreunen… Na anderhalf uur printen is de temperatuur op mijn bureau met vier graden gestegen en is Het Manuscript uitgeprint, volgens de regels die de Vrienden van het Papier me opleggen.
Ik met een stapel papier van vijf centimeter naar de copyshop. Daarna met zeven kilo papier naar De Post om me daar blauw te betalen aan postzegels naar Nederland, a lwaar ze het toegezonden kladpapier met veel plezier op de stapel leggen.
Bij elke recyclageronde wordt de papiervezel ietsje korter, waardoor papier vijf, maximaal zeven maal hergebruikt kan worden. Ik probeer daar niet aan te denken, beste Vrienden van het Papier, terwijl ik jullie van kladpapier voorzie. Al een geluk dat ik me geen zorgen hoef te maken over de gigantische oplage waarin jullie mijn manuscript zullen uitgeven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten