vrijdag 29 oktober 2010

Ik heb nog nooit een dode tiener begraven

“Ik denk dat ik je steeds beter begin te kennen,” zegt de man die mijn boekje net uit heeft en grijnst me met dichtgeknepen ogen aangrijnst. Wat ben jij een grote sloeber, hoor ik hem denken. Steeds meer mensen denken dat ik, net als mijn hoofdpersonage, een alcohol- of een drugsprobleem heb. Of stripteaseuses en drugsdealers in mijn vriendenkring heb. Niet dus. Of het moet zijn dat ik me heel erg vergis in de vrijetijdsbesteding van  mijn vrienden en dat dagelijkse glas toch onder de noemer ‘problematisch drinkgedrag’ valt.

‘Waarover gaat het?’ en ‘Wanneer komt het uit?’ Dat moeten zowat de twee vragen geweest zijn die vrienden en kennissen het vaakst stelden toen ze me de voorbije jaren over ‘De engel in het gekkenhuis’ aanspraken. Twee vragen waarop ik met de beste wil van de wereld geen antwoord kon geven. Met ‘Over het leven zelve’ en ‘Geen idee, binnenkort’ maakte ik me er telkens gemakkelijk van af.

Nu het boek er is, kan iedereen lezen waarover het gaat. Maar dat betekent niet het einde van de moeilijke vragen. Een lezer die een verhaaltje leest dat wordt verteld door een ik-persoon, heeft nogal eens de neiging die ik te vereenzelvigen met de schrijver. Bent Van der Brinck zal dus wel Bjorn Cocquyt zijn.

Ik kan maar beter iedereen ineens teleurstellen. ‘De engel in het gekkenhuis’ is pure fictie. Ik heb nog nooit een tiener begraven die aan een overdosis is gestorven. Ik heb bij mijn weten geen vriend die een kind verwekte bij een vakantielief of een nachtclub uitbaat. Ik hen hooguit eens vol bewondering naar een Porsche Cayenne staat staren op straat, maar er nog nooit mee gereden. Terwijl ik schrijf over cocaïne snuiven op hippe feestjes, zit ik natuurlijk achter mijn pc te typen. Saai en alleen… zo gaat dat nu eenmaal met schrijven. 

Ik kan een plot bedenken, maar ik kan geen personage uit mijn duim zuigen. Ik kan een levendige dialoog verzinnen, maar ik kan geen ruimte beschrijven als ik er nooit echt geweest ben. En da’s een beperking om rekening mee te houden wanneer je een roman schrijft. 

Dus ja, ‘De engel’ speelt zich noodzakelijkerwijs af in een zeer herkenbaar Gent en het is bevolkt met personages die lijken op mensen die ik ken. En ja, die villa met het poolhouse bestaat echt, de brief van minister Landuyt ligt ergens op zolder, het meisje met de krakkemikkige kleerkast vroeg me werkelijk om hulp en het sollicitatiegesprek verliep tot op zekere hoogte zoals beschreven.  Maar om zeker te zijn herhaal ik het nogmaals: ik heb nog nooit een dode tiener begraven.

Deze bedenking werd ook gepubliceerd op het weblog van Uitgeverij Lemmens
Share

dinsdag 26 oktober 2010

15 novels in 15 minutes

De vraag kwam via Facebook. Som in vijftien minuten de vijftien romans op die je voor altijd zullen bijblijven. Niet te lang bij nadenken, was de boodschap.
1.Witold Gombrowicz - Kosmos
2.Dostojevski – Schuld en boete
3.Harry Mulisch - De ontdekking van de hemel
4.Camus – L’étranger
5.Roald Dahl – My uncle Oswald
6.Charles Bukowski – Ham on rye
7.Eduardo Mendoza – Stad der wonderen
8.Michail Boelgakov – De meester en Margarita
9.Valerii Brjusov – De vuurengel
10.Daniil Charms – Verzamelde verhalen
11.Stephen Fry – The stars’ tennis balls
12.Marisha Pessl – Calamiteitenleer voor gevorderden
13.Ivan Gontsjarov – Oblomov
14.Ivan D Yalom – Nietzsches tranen
15.Tim Krabbé – Het gouden ei

Het waarom uitschrijven zie ik niet zitten, want dan ben ik gelanceerd voor een uur of twee. Dus hou ik het voorlopig hierbij.

woensdag 13 oktober 2010

D-Day

Morgen donderdag 14 oktober komt ‘De engel in het gekkenhuis’ uit. Een ontspannende roman die ik jullie warm aanbeveel, niet in het minst omdat ik er de auteur van ben. 

“De engel in het gekkenhuis toont de breekbare scheidslijn tussen schuld en onschuld, tussen leven en dood en tussen geluk en verdriet. Van begin tot eind boeiend door de ludieke conversaties, verrassende levensfilosofieën en eigentijdse sfeerbeschrijvingen,” las ik zelf op de cover.

Wie het boek al online bestelde kan ik zeggen dat mijn uitgever er alles aan doet om uiterlijk morgen alle exemplaren op de bus te doen. Eerstdaags en zeker in de loop van volgende week, heb je dus een exemplaar van ‘De engel’ in je handen.

Ik heb ervoor gekozen geen officiële boekvoorstelling te houden. De promotie is in goede handen, een boekvoorstelling zou daar niet bijster veel toe hebben bijgedragen. En vrees niet, ook zonder boekvoorstelling zal ik, als je dat wil, jullie exemplaar signeren (zodat die gesigneerde eerste druk van ’zijn legendarische debuutroman’ jullie geld kan gaan opleveren in de verre toekomst)

Bestellen
Bestellen kan uiteraard nog steeds via Uitgeverij Lemmens. En daar komen heel snel ook de klassieke boekensites in Vlaanderen en Nederland bij (zoals Cosmox.be, Bol.nl,…)

Vanaf volgende week kun je het boek ook bestellen in de boekhandel. Of het daar ooit ook in de rekken komt te liggen, hangt grotendeels af van de inspanningen van het Davidsfonds. Als u met vijf per dag naar de Fnac gaat om het te bestellen, zou het wel kunnen dat ze volgende week overwegen van een aantal exemplaren in te trekken. Het is maar een suggestie…

Op Facebook is er ook een groep ‘De engel in het gekkenhuis’ (even ingeven in het zoekvenstertje) waarvan je lid kunt worden, om op de hoogte te blijven van nieuws omtrent het boek.

Praktisch
De engel in het gekkenhuis
Auteur: Bjorn Cocquyt
Uitgever: Uitgeverij Lemmens
Genre: Roman - Maatschappij
ISBN 978-90-77490-50-1
Prijs NL: € 16,95
Prijs BE: € 16,95
Aantal pagina's: 160

Veel leesplezier! En ik verwittig je nu al: er is geen niet-tevreden-geld-terug-garantie!

vrijdag 8 oktober 2010

Verschijningsdatum

Gisteren een kort bericht op de blog van mijn uitgever: De engel in het gekkenhuis zal verschijnen op 15 oktober 2010. Dat is nog een week.

Begin volgende week bespreken we de promotie van het boek.

woensdag 6 oktober 2010

Flyers

Vandaag bij de post: een pakket van mijn uitgever. Da's altijd spannend, want hij weet me altijd te verrassen met iets leuks. Leuk, want het heeft altijd met boeken te maken. Spannend, want ik kan zelden voorspellen wat het wordt.

De verrassing was vandaag groter dan voorheen, want de grote doos zat vol... flyers. Ik schat dat het er duizend zijn. Duizend flyers, waarop mijn boek wordt voorgesteld en waarmee het in een moeite besteld kan worden.

Ik was wat van mijn à propos. Toen ik in de zetel, met de geopende doos op mijn schoot naar de cover van mijn boek zat te kijken. Flyers zinvol uitdelen, hoe doe je dat? 

Loop ik met de doos naar de top van het Belfort en laat ik de wind zijn werk doen? Organiseer ik een kroegentocht en laat ik in elk café een stapeltje achter? Zitten mensen die boeken kopen überhaupt op café? Moet ik mijn toekomstige lezer niet eerder in een bibliotheek zoeken? Heb ik een toekomstige lezer? En zal ik hem herkennen als ik hem tegenkom? 

Hm, boeiende gedachte...

dinsdag 5 oktober 2010

Doe het niet!

Eens mensen weten dat je een boek geschreven hebt, merk je dat je vrienden- en kennissenkring tamelijk wat aspirant-schrijvers bevat. Die durven al eens naar tips vragen. Dat ook deed de vriendin, die het manuscript van mijn tweede roman heel grondig had gereviseerd. De vriendin – laten we haar An noemen, niet in het minst omdat dat de naam is die haar ouders haar meegaven bij haar geboorte – kan aardig schrijven en vroeg me in een mailtje hoe ze aan een roman moest beginnen.

From: Bjorn Cocquyt 
To: An 
Subject: Re: roman schrijven?

Hey An

Je meent het hè? Mijn advies is heel eenvoudig: doe het niet! Begin er niet aan! Ga naar de naailes of ga desnoods joggen, als je een hobby zoekt, maar begin niet aan een roman. Zelfs niet als jij en ik weten dat je daar wel degelijk het talent voor hebt. Een roman schrijven is een marteling. En een behoorlijk saaie bezigheid op de koop toe.

Om te beginnen krijgt een boek vorm in je hoofd. Maandenlang ben je verstrooid en afwezig. Je zit twintig minuten op het toilet voor je merkt dat er geen papier is, bij je laatste slok merk je dat je zout in je thee deed in plaats van suiker, je vertrekt naar kantoor op je pantoffels... omdat je de hele tijd aan je boek denkt. Dag en nacht word je gekweld door plotwendingen, personages, intriges,... Bij alles, maar dan ook alles wat je ziet, hoort of voelt ga je na of het bruikbaar materiaal is. Iedereen wordt gedegenereerd tot bruikbare romanstof of afval. Elk gesprek dat je voert of opvangt wordt potentiële romanstof.

En dat is de leuke fase. Als je daarmee klaar bent – je merkt wel wanneer het zo ver is – volgt het echte werk. Je stelt een plan op. Plot, personages, locaties, chronologie,... en je denkt ook al na over hoe je het verhaal brengt. Wordt het een dagboek, een ik-verhaal, vertel je alles chronologisch of wordt het een grote flashback, schrijf je in verleden tijd of tegenwoordige tijd,...

Eens je plan er is, kun je beginnen schrijven. Het schrijven zelf is verschrikkelijk want je hebt er geen tijd voor en logischerwijze gunt niemand je het tamelijk pretentieuze 'laat me nu eens een paar uur alleen want ik moet een roman schrijven’. Vrienden, gezin, partner, job,... een voor een geven ze een doodsteek aan De Grote Scheppingsdaad. Het resultaat: je schrijft wanneer de wereld slaapt. Na maanden verstrooid en afwezig geweest te zijn, ben je nu voornamelijk slecht gezind, moe en humeurig.

Voor de rest is schrijven een tamelijk saaie en eenzame bezigheid. Als je je goed hebt voorbereid doe je niets meer dan je plan volgen en uitschrijven wat al maanden in je hoofd zit. Met creativiteit heeft het vanaf nu niets meer te maken geloof ik. Het is gewoon een saaie bureaujob. In de zomer heb je het te warm, in de winter vallen je voeten eraf van de koude.

En wanneer je manuscript klaar is en je denkt dat je het ergste achter de rug hebt, volgt het reviseren. Nalezen en schrappen is ronduit verschrikkelijk. Een pijnlijke confrontatie met jezelf. Met de povere kwaliteit van wat je tevoren zo geniaal vond. Twijfels over wat je vertelt in je roman en waarom je dat in godsnaam met de wereld zou delen. Angst voor kritische reacties van vrienden en geliefden. Nog meer angst voor het uitblijven van reacties. Het bewerken en herwerken duurt bovendien minstens zo lang als al het voorgaande bijeen. En er gaat geen dag voorbij dat je niet ernstig overweegt het manuscript in haard te gooien.

Maar dat doe je niet, want je hebt er al jaren hard aan gewerkt. Een kwelling die ik je graag wil besparen, An. Daarom mijn enige advies: doe het niet!
Of doe het misschien toch, en kom me binnen een jaar of twee zeggen dat ik gelijk had.

Groetjes,
Bjorn

vrijdag 1 oktober 2010

De engel in het gekkenhuis… dertien jaar later

Honderdzestig bladzijden, dertien jaar schrijven en schrappen. Onvoorstelbaar dat er mensen zijn die denken dat een romannetje schrijven een leuke hobby is. Maar laat ons wel wezen, dertien jaar hard werken aan een boekje van 160 bladzijden kan alleen getuigen van een pijnlijk gebrek aan talent. Of niet…

De aanzet voor De engel in het gekkenhuis schreef ik in 1997. Een gesprek met een vervelende kennis tijdens een gratis concert was om allerlei redenen zo gênant dat ik dacht ‘dit schrijf ik even neer’. Om het wat meer ‘body’ te geven beschreef ik ook het concert. Twee Gallery-schriftjes schreef ik vol, over een leegloper die zijn dagen vult met niets doen in het centrum van Gent. Veertig bladzijden. Niet bijster goed, maar ook niet zo slecht dat ik ze weggooide.

Een dronken grootmoeder en een minister die zegt dat je het niet kunt
Op zekere dag, een jaar of zes later, had mijn grootmoeder een openhartige bui. Of ze was wat vroeg aan het aperitief begonnen. Hoe dan ook, ze vertelde honderduit over haar echtgenoot, wijlen mijn grootvader, en het leven met acht kinderen. Ik kende mijn grootvader vooral als een nors, stilzwijgend flegmaticus, maar wat mijn grootmoeder vertelde wierp een nieuw licht op de man… Het zette me opnieuw aan het schrijven. Het verhaal over mijn grootvader liep compleet uit de hand en werd groteske over het Vlaanderen tussen de tweede wereldoorlog en het begin van de jaren ’80. De tijd toen alles beter was, quoi. Veertig bladzijden.

Een paar maanden later: een brief van toenmalig minster van Arbeid Renaat Landuyt om me te vertellen dat mijn inzending voor deze of gene schrijfwedstrijd niet voor publicatie geselecteerd was, maar dat hij niettemin genoten had van mijn werk en me nog veel succes wenste. Die brief haal ik letterlijk aan op de openingspagina van mijn roman, die u binnenkort kunt kopen. Zeker doen, het is, op mijn dochter, mijn tweede roman en mijn legendarische moussaka na, het beste wat ik tot nu toe voortgebracht heb en het enige wat te koop is.

‘Zo, zo, Landuyt vindt dat ik niet kan schrijven,’ zei ik tot mezelf en haalde de Gallery-schriftjes van onder het stof. Als ik nu eens… en dan misschien… maar het kon ook… Kortom, ik schrapte de rommel en herschreef. Zestig bladzijden.

Het geniale concept
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik van nature verschrikkelijk lui ben. Ik had mezelf tot mijn dertigste gegeven om een roman gepubliceerd te krijgen, maar had geen zin om die te schrijven, dus dacht ik diep en lang na over een passend concept om de tekst over mijn grootvader en die over de leegloper – die inhoudelijk niets met elkaar van doen hadden – bijeen te brengen in één boek. 

De engel kreeg als ondertitel 'Twee halve romans over het heden en wat vooraf ging'. Het hoofdpersonage ging in zijn familiegeschiedenis op zoek naar een verklaring voor zijn huidige toestand. Ik moest nauwelijks iets herschrijven en het concept was geniaal in zijn eenvoud, vond ik zelf. Ik had met andere woorden een manuscript waarmee ik uitgeverijen kon lastigvallen. Ik was vijfentwintig. Time was niet bepaald on my side.

Een van de eerste uitgeverijen die ik aanschreef vond mijn manuscript best in orde (bedankt, Ivo), inclusief het luie concept, dat ‘best wel origineel’ was. Niettemin overleefde het een eerste revisie door de redactrice niet. Geestig, ja. Goed geschreven, ja. Maar weinig evenwichtig, dat ook. En geen duidelijke verhaallijn op de koop toe.

Het deel ‘Wat vooraf ging’ was niet goed genoeg. In plaats van aan dat deel te beginnen sleutelen, dacht ik: ‘Foert, ik gooi het weg’. Terug naar af, want ik had nu wel een uitgever, maar zat weer met een manuscript van een povere zestig bladzijden opgescheept. Met een halve roman waarvan de plot, de personages, de dialogen… me na jaren herschrijven inmiddels de strot uitkwamen. Bovendien had ik nu een Echt Leven en nauwelijks tijd om te schrijven.

Maar een schrijver schrijft, zelfs als een minister hem zegt dat hij het niet kan. De plot werd verrijkt met een ongewenste zwangerschap, enkele dieptragische scènes en een uitstapje naar de pornografie. En twee halve romans werden er vorig jaar één. Voorwaar geen slecht boekje, daar kunt u zichzelf binnenkort van vergewissen. Iets meer dan dertien jaar nadat ik de eerste woorden van De engel aan het Gallery-papier toevertrouwde. 

Mijn zelfopgelegde deadline heb ik niet gehaald. Ik ben inmiddels bijna 32.

Dit blogbericht kun je ook lezen op het weblog van Uitgeverij Lemmens.