dinsdag 10 september 2013

Gezocht: literaire rel

Wie niet online leeft, bestaat niet echt. Uw kinderen hebben een fotoblog, al weten ze het zelf niet. Uw ouders zitten op Facebook, al snappen ze niet goed waarom. En uw vrienden kent u enkel van op Twitter of van verfoeilijke festiviteiten als twunches, twoffies, twarbecues, tworgiën...

Maar wie ernstig wil genomen worden – en willen we dat van tijd tot tijd niet allemaal eens – heeft natuurlijk een website. Ik, de toekomstige ster aan het Vlaamse literaire firmament, heb er al jaren één. In feite is het een blog, dat ziet u ook wel, clevere vogel die u bent, en uiteraard heb ik die enkel in het leven geroepen ter promotie van mijn eerste roman, want als ik het niet allemaal zelf deed, deed niemand het.

Nu de eerste roman een spookroman is geworden (hoe dat gebeurd is, las u vorige week (interne links, goed voor Google ranking, ook daar moeten we aan denken) en ik het plan heb opgevat om dit online vehikel te gebruiken om u – en waarom niet: uitgeverijen – Alles zwart (verdorie, nu verklap ik de werktitel ten tweeden male) door de strot te rammen met technieken van de doorgewinterde guerillamarketeer, moest deze website opgefrist worden.

Je weet natuurlijk nooit dat de toekomstige uitgever van mijn tweede roman mijn naam googelt en – o, rampspoed – niet op mijn LinkedIn-pagina terecht komt, maar op deze blog. Dan gaat ie natuurlijk denken van ‘Wat een schrijvertje is me dat? Een site die al sinds 2010 niet meer geactualiseerd werd en geen recente berichten waarin hij overlopend van zelfverheerlijking hardop verkondigt de nieuwe ster aan het Vlaamse literaire firmament te zijn.’ Nee, zo maak ik natuurlijk geen schijn van kans.

Ik moet mijn online promotiemachine in gereedheid brengen. De blog updaten, Facebook weer wat meer gaan gebruiken en die tientallen uitgeverijen die ik ontvolgd had toen ik het allemaal weer even niet meer zag zitten met de boekjesschrijverij opnieuw gaan volgen op Twitter.

De wapens zijn geladen. De troepen staan paraat. En dat is nodig want zonder uitgever heb ik natuurlijk niemand die zo goed wil zijn even een literaire rel (Zei ik ‘rel’? Ik bedoelde natuurlijk ‘geënsceneerd ouwewijvenruzietje zo interessant als een scheet in een fles’) op touw te zetten met een collega-schrijver uit dezelfde stal (bezig bijennest, bedoel ik) ter promotie van mijn boekjes. 

Als ik het ook niet allemaal zelf doe…

woensdag 4 september 2013

‘Ivo, ik heb nog een boek geschreven’

En daar zit je dan. Een blanco pagina, een schone lei, klaar om opnieuw te beginnen. Het eerste wat moet gebeuren is dit kleine hoekje van het internet updaten. Er wordt te veel gepraat over De engel, over hoe je het kunt bestellen, over hoe schitterend het eigenlijk is (ook al heeft bijna niemand het gelezen). Onjuiste, verouderde informatie, want De engel is een spookboek geworden.

Ergens liggen honderden exemplaren van het boek te beschimmelen in een vochtige kelder. Ergens is er een rechter die moet beslissen dat die verkocht moeten worden tegen hun papierprijs. Ergens is er een rechter die moet beslissen dat – eenmaal alle exemplaren vernietigd – ik de rechten van het boek terugkrijg, zodat ik hem voor een appel en een ei kan verkopen als zelfgefabriceerd e-book.

Het kan ook zijn dat de rechter beslist dat de roman zo geniaal is dat hij vanaf heden verplichte literatuur wordt op alle middelbare scholen van het Nederlandse taalgebied en op katholieke scholen zelfs de Bijbel moet vervangen in de lessen religieus onderricht.

Dat kan ook. Maar ik betwijfel het. Ik denk niet dat één rechter die bevoegdheid heeft. Hoe dan ook, de uitgever van mijn debuutroman is op de fles gegaan, of eerder, zijn uitgeverij. En dat is, als ik enkel voor mezelf spreek, om tweeërlei reden vervelend.

Primo: De engel is uit de handel genomen, voor zover die zich daar ooit al heeft bevonden natuurlijk. Het resultaat van jaren noeste arbeid ligt zoals gezegd weg te rotten in een vochtige kelder. Je kunt het niet kopen, niet lezen, zelfs niet vastpakken. Het bestaat, maar ook weer niet, het is een spookboek. Vervelend, maar ook weer niet, want hoe fantastisch het boek ook is (wie me ooit anders heeft horen beweren, had niet door dat ik vals bescheiden was), ik heb er afstand van genomen. Goed geschreven, leuk gevonden allemaal, maar ik kan beter.

Secundo – en dit wordt allemaal veel te lang voor een simpel blogbericht, niemand gaat dit nog willen lezen, hoe kort ik mijn alinea’s ook maak: ik moet op zoek naar een nieuwe uitgever voor mijn tweede boekje en dat zint me allerminst.

Alles zwart (verdorie, nu verklap ik de titel!) ging verschijnen bij Uitgeverij Lemmens, daar lag hij in 2010 reeds op de stapel. Zonder gesmeek van mijn kant. Zonder het te hoeven verkopen in een brief vol leugenachtige overdrijvingen over hoe schitterend het vod toch in het fonds van de uitgeverij past. Zonder het in een postpakket van 3 kilogram – Times New Roman 12 anderhalve interlinie graag en niet recto-verso, god behoede – op te moeten sturen met de post. Nee, een mailtje volstond: ‘Ivo, ik heb nog een boek geschreven, wil je het?’. Waarop ’s anderendaags een voor zijn business haast suïcidaal ‘Bjorn, stuur maar door, ik ben benieuwd’. Zo eenvoudig.

Zo eenvoudig… ging het dus niet. Uitgever foetsjie, roman 1 foetsje en toch gaan leuren met Alles zwart. Ik zie het al voor me: de provisoire – ja, we kopen er wel één, binnenkort – brievenbus die wat verder scheefzakt – en nee, ze staat niet vast in beton – onder het gewicht van de afwijzingsbrieven. Ik zie het al voor me: de vertwijfeling: ‘na hoeveel afwijzingen moet ik het manuscript beginnen te herwerken’. Ik hoor het al uit mijn mond rollen: ‘en nu stop ik er definitief mee, roman 3 kan de boom in’.

Dat zult u hier de komende maanden kunnen lezen. Ik maak me sterk regelmatig te berichten over de zoektocht naar een uitgever voor Alles zwart en u deelgenoot te maken van de frustraties die daarmee gepaard gaan.

Hopelijk is dat voor u wél plezant.


woensdag 19 december 2012

Bedrieglijke eenvoud (een recensie)



U kunt zich niet inbeelden hoe getroebleerd mijn relatie met poëzie is. Er zijn geen twee gegronde redenen te bedenken waarom dat zo is. Ik werd in mijn tienerjaren niet mismeesterd door een overenthousiaste leraar Nederlands die me met zijn liefde voor poëzie probeerde te besmetten. Noch heb ik mijn ouders ooit betrapt op het, ritmisch in de handen klappend uiteraard, debiteren van de Oppervlakkige Charleston van Paul Van Ostaijen – gelukkig maar het zou mijn beeld van mijn ouders voorgoed aan gruzelementen gegooid hebben. Niets van dat alles. Geen poëzietrauma's. En toch, ik en poëzie, het werkt gewoonweg niet.

Toen me gevraagd werd of ik de nieuwe, tweetalige uitgave van De papieren leugen van Vjatsjeslav Koeprijanov door Boekenplan (@Boekenplan op Twitter) wou lezen en er dan iets over wou schrijven (het woord ‘recensie’ werd handig vermeden om me niet helemaal de kast op te jagen), begon ik spontaan uitstelgedrag te vertonen. Ik ging zelfs de vuile was sorteren.

Het leuk ogende boek lag dan ook al weken dreigend op mijn bureau voor ik het durfde te openen, als betrof het hier een brief van de Federale Overheidsdienst Financiën. Voorzichtig de inleiding even proberen, dat moest nog wel lukken, dat was proza. Grotendeels in het Russisch weliswaar.

Dat ik mijn woordenboek Russisch-Nederlands gebruik om het beeldscherm van mijn pc op ooghoogte te plaatsen is tekenend voor de staat waarin mijn kennis van het Russisch zich bevindt. Het maakte ook dat ik bepaalde woorden uit de inleiding niet kon opzoeken. Uit wat ik zonder woordenboek begreep, kon ik opmaken dat Vjatsjeslav Koeprijanov een grote naam is in de hedendaagse poëzie, die in een adem genoemd wordt met Czesław Milosz en sinds een jaar of vijftien internationale prijzen binnenhaalt, zoals ik de was (omwille van dat uitstelgedrag).

Uiteindelijk ben ik toch maar aan de gedichten zelf begonnen. Ik werd aangenaam verrast.

Koeprijanov schrijf korte, puntige gedichten die op het eerste gezicht heel erg eenvoudig lijken. Die eenvoud is echter bedrieglijk. Een gedicht als ‘Dorst’ bestaat uit slechts twaalf woorden maar die hebben zoveel inhoud, er zit zoveel melancholie in, zoveel gedwongen en daardoor onwillige berusting, dat je als lezer gemakkelijk een dag doorkomt met die twaalf woorden. Nadenkend over hun betekenis, doordenkend, hen savourerend, terwijl je stilletjes hoopt dat ze hun volle betekenis maar traag zullen vrijgeven.

De vormelijke eenvoud is bij Koeprijanov bedrieglijk, zoals ook zijn luchtigheid dat is. De eenzaamheid van de hedendaagse mens die te zeer met zichzelf, met zijn ambitie, met zijn elektronische prulletjes bezig is en ‘onsterfelijkheid zoekt op een cd’, om oog te hebben voor de mensen en de wereld rondom zich is een prominent thema. En natuurlijk – een Russische schrijver, zou geen Russische schrijver zijn mocht hij het er niet over hebben – politiek. Koeprijanov klaagt gedwongen uniformiteit aan, maar ook laksheid, hij wijst de grote ego’s uit de politiek terecht, verfoeit de ambigue houding van zijn land ten opzichte van Europa,…  En hij doet dat met een speelsheid die verleidelijk is in zijn ongekunsteldheid.

De papieren leugen was voor mij een aangename kennismaking met Koeprijanov, hopelijk kan het dat voor u ook zijn. Een kennismaking met een wijze oude man, een man die iets te zeggen heeft, een man met een ernstige boodschap, die hij heel vakkundig verpakt in ogenschijnlijke eenvoud en luchtigheid. 

Een aanrader.

dinsdag 4 september 2012

Uit de archieven - Beroepen met toekomst

Hoe je het ook draait of keert, ik heb de voorbije pakweg zeventien jaar (ik zeg 'pakweg', maar ik weet heel precies dat het zeventien jaar is) heel wat rommel bijeengeschreven. Soms vind je eens iets terug, waarvan je zelf was vergeten dat je het ooit geschreven had. Dat is leuk, maar vaker is het genant. En soms is het geen van beide. Zoals dit stukje tekst, dat ooit in een verloren versie van De engel in het gekkenhuis beland was, maar het uiteindelijk niet haalde tot bij de drukker.


Wie vlug rijk wil worden moet in de pyjama-industrie gaan. Pyjamafabrikanten worden zo rijk als de zee diep. Dat lijkt me evident. Iedere weldenkende mens weet dat de pyjama-industrie dé sector van de toekomst wordt. Waarom?
Pyjama’s zullen een ongekende boom kennen binnen dit en een paar jaar. Twee factoren die dat onrechtstreeks bewerkstelligen:

1. het steeds grotere fileprobleem
2. de verdere ontwikkeling van telecommunicatie en internet.

Het is vrijdagmiddag. Ik zit op kantoor, op een afdeling bestaande uit zestien man. Ik kijk even op en wat zie ik? Lege bureaus en zwarte computerschermen. Vandaag zijn we hier met welgeteld vijf mannen en vrouwen. Vijf van de zestien, inderdaad. Dat wil zeggen dat twee derde niet aanwezig is.

Verzuim? Allerminst.

Het hoger management maakt momenteel een plezierreisje in Lapland. Maar waar zitten die acht anderen?

De reizigers daar gelaten zijn acht mensen vandaag niet op kantoor, terwijl ze toch aan het werk zijn… want – en hier komen de factor die direct voor de bloei van de pyjama-industrie zal zorgen, opdagen – ze werken thuis. Ze werken thuis, omdat ze door files allerhande dagelijks 4 uur onderweg zijn naar hun werk of naar huis. Tijd die ze, als ze thuis werken meer kunnen werken, of, realistischer, langer kunnen slapen.

Stel je voor dat je om 6.00u op moet, om van 9.00u tot 18.00u te werken en om 20.00u terug thuis bent. Je bent dertien uur weg van huis om acht uur te werken (we rekenen hier met een uurtje middagpauze). Dat betekent dat je, als je thuis werkt, je pas om 12.00u dient te beginnen. Je werkt in een ruk door tot 20.00u, je hebt je acht uren gepresteerd, je bent om hetzelfde uur beschikbaar voor vrouw en kinderen, maar je kon wel pakweg vijf uur langer in je bed blijven liggen.

Okee, dat mensen liever thuiswerken begrijpen we nu. Dat dit door de zich supersnel ontwikkelende thuiswerktechnologie, ik denk hierbij aan gsm, internet, wifi-toestanden,… ook steeds makkelijker en comfortabeler kan, is een evidentie waaraan ik geen woorden dien te spenderen.

Ik doe een hemd aan om naar kantoor te gaan. Op een vrije dag loop ik tot vaak na het middagmaal in mijn kamerjas rond. Onder mijn kamerjas draag ik een pyjama. U voelt mij komen.

Je maakt me niet wijs dat mensen die thuis werken dat doen in een stijf gestreken hemd en lederen schoenen. Nee, natuurlijk niet. Na het ontbijt verdwijnen ze achter hun pc, op hun sloffen, in hun gezellige pyjama en eventueel met een kamerjas aan.

Het moment waarop vijfenzeventig procent van de actieve bevolking thuiswerkt is hier op kantoor al bereikt. Het is een vooruitstrevend bedrijf, dat moet ik toegeven, maar andere bedrijven volgen gegarandeerd. België heeft een actieve bevolking van zes miljoen mensen. Vier en een half miljoen mensen dragen binnenkort van pakweg half twaalf ‘s nachts tot een uur ’s middags van de dag erop een pyjama (of nachtkleed dat maakt voor mijn redenering niet uit). Dat is meer dan een half etmaal.

Mensen zullen dus langer nachtkledij dragen dan wat we voor het contrast dan maar dagkledij zullen noemen.

Confectieklerenzaken in de trant van SuperConfex, Zara, H&M, Inno, C&A… zullen binnen dit en tien jaar bijna uitsluitend nog pyjama’s verkopen. De afdelingen broeken en hemden worden in een duister hoekje achteraan ondergebracht. Overjassen en schoenen hebben helemaal afgedaan.

Vandaar mijn overtuiging dat de kledingsindustrie zoals we die nu kennen, helemaal ineenzakt en uiteindelijk zelfs verdwijnt, ten voordele van de nachtkledij-industrie. Wie verstandig is, begint NU een naaiatelier waar illegale Polen en Slovaken pyjama’s vervaardigen.

Beroep met toekomst nummer 1: pyjamamaker.

vrijdag 17 augustus 2012

C'est chouette hein

Apple staat er toch om bekend uitstekend materiaal te vervaardigen? Niet? Hoe komt het dan dat na nauwelijks acht maanden de oortjes van mijn iPod er al de brui aan geven? Ik zat op de bus die me van het centrum van Brussel naar kantoor bracht, toen ik merkte dat het volume in mijn linkeroor veel lager was, dan in mijn rechteroor. Mijn geloof in Apple is, excuseer: was, zo groot dat ik eerst dacht aan tijdelijke doofheid, een oorprop, speciale geluidseffecten van de producer. Het was pas toen ik het linkeroortje in mijn rechteroor stak, het volume maximaal zette en drie verschillende nummers beluisterde, dat ik werkelijk begon te geloven dat er iets schortte aan de oortjes zelf.

Nog altijd niet bekomen van die teleurstelling, stapte ik tijdens mijn middagpauze de Carrefour van Evere binnen, op zoek naar nieuwe oortjes, die ik algauw gevonden had - blijkbaar in tegenstelling tot vele mensen kan ik me perfect oriënteren in een Carrefour, meer nog, ik zie er logische patronen in. Nog snel een veel te duur broodje meenemen en ik was klaar voor lunch in het park. Ik, samen met mezelf. En met mijn nieuwe oortjes.

Ik liet enkele bankjes aan me voorbijgaan - wegens bescheten, bezet, te veel schaduw, te veel zon - installeerde me uiteindelijk ongeveer halfweg de terugweg naar kantoor op een geschikt bankje en begon de verpakking van mijn oortjes open te frunniken. Verpakkingen openen is moeilijk voor een man, dat weet iedereen, en ondanks mijn immense concentratie, zag ik in een ooghoek de vrouw op het bankje wat verderop opstaan.
Dat viel me op om twee redenen: 1. ze had het beste bankje van het park ingepalmd 2. ze was afzichtelijk. Ik moet toegeven dat ik mensen die ik niet ken heel erg op hun uiterlijk taxeer - waarop zou ik mijn eerste indruk anders baseren, niet - maar dat ik mijn mening, die heel vaak overdreven kritisch is zegt mijn vrouw geregeld, beleefdheidshalve veelal voor mezelf hou (en voor mijn vrouw dus). Mocht ik goed zijn in het beschrijven van mensen en hun uiterlijk ik zou hier in Dickensiaanse bewoordingen vertellen hoe centimeterslange haren haar melkflessen van benen en het maanlandschap dat haar kin door acne geworden was tooiden. Hoe puisten, die sinds de builenpest niet meer gezien werden, haar gezicht, dat er überhaupt al uitzag alsof het de ontmoeting met een stuk zeep al jaren gespaard was gebleven, ontsierden. Hoe haar haren in vunzige slierten samenkoekten alsof ze die elke ochtend met honing of olijfolie (extra vierge) waste.

Ze passeert me, knikt van goeiendag, ik mompel iets en... ze gaat links van me aan het andere eind van mijn bankje zitten. Om besmettingen te vermijden leg ik mijn broodje alvast aan mijn rechterkant en focus strak op de verpakking van de oortjes.

En ja hoor, daar had je het al."C'est un walkman?" vroeg ze, in Brussels Frans - je zal nooit anders zien natuurlijk in Brussel. Ik zag nu ook dat ze enkele tanden miste.
"Hm."
"Ik heb er ook een, hij was kapot, maar een vriend van me is hem aan het herstellen."
Ik kon niet verhelpen dat ik dacht aan een krakkemikkig model, zoals ik er twintig jaar geleden ook een had en waarop cassettes (cassettes! sic!) werden afgespeeld.
"Hm."
Even stilte. Ik nam een hap. Ik had de verpakking bijna open.
"Vous êtes marié?" Als een geboren verleidster had ze uiteraard onmiddellijk de trouwring aan mijn hand gezien.
"Oui."
"C'est chouette hein?"
"Ben oui."
"Enfin, parfois c'est chouette, parfois pas."
Zelfs zonder dat de repliek 'ik kan me voorstellen dat het inderdaad geen pretje is om met iemand als jou getrouwd te zijn' in me opkwam - al zeker niet in het Frans -, had ik al genoeg van het gesprek en stond op om mijn zoektocht naar een nieuw bankje te beginnen.

Onmiddellijk voelde ik me schuldig. Had de dame in kwestie een verzorgd uiterlijk, een leuk koppie, lang donker haar en alle tanden op de juiste plaats gehad, ik had het gesprek met veel animo gaande gehouden, tot ver voorbij de redelijke limieten van een middagpauze. Dat was confronterend, maar ergens ook logisch. Ik heb gevoel voor esthetiek. Had ze bijvoorbeeld wat meer op mijn vrouw geleken, dan zat ik om vier uur in de namiddag nog op het bankje. En toch voelde ik me schuldig. Ze wou gewoon een babbeltje doen. Misschien was ze wel eenzaam. Misschien was ze wel oké... heel diep van binnen. Misschien was ik wel de eerste persoon met wie ze die dag praatte.

Het gesprek was niettemin een soortement eyeopener. Getrouwd zijn met een mooie, intelligente, grappige vrouw is inderdaad heel erg chouette. Toen ik een eenzamer bankje gevonden had (weliswaar in de schaduw nu), was ik danig overstelpt van het gevoel dat mijn vrouw en ik en bij uitbreiding 90 procent van mijn vrienden- en kennissenkring, toch wel mooie mensen zijn. Ik werd er zo blij van dat ik mijn vrouw sms'te om haar te zeggen dat het super chouette was om met haar getrouwd te zijn.

Als ik het vunzige kreng nogmaals ontmoet in het park, ga ik haar van harte bedanken.