woensdag 19 december 2012

Bedrieglijke eenvoud (een recensie)



U kunt zich niet inbeelden hoe getroebleerd mijn relatie met poëzie is. Er zijn geen twee gegronde redenen te bedenken waarom dat zo is. Ik werd in mijn tienerjaren niet mismeesterd door een overenthousiaste leraar Nederlands die me met zijn liefde voor poëzie probeerde te besmetten. Noch heb ik mijn ouders ooit betrapt op het, ritmisch in de handen klappend uiteraard, debiteren van de Oppervlakkige Charleston van Paul Van Ostaijen – gelukkig maar het zou mijn beeld van mijn ouders voorgoed aan gruzelementen gegooid hebben. Niets van dat alles. Geen poëzietrauma's. En toch, ik en poëzie, het werkt gewoonweg niet.

Toen me gevraagd werd of ik de nieuwe, tweetalige uitgave van De papieren leugen van Vjatsjeslav Koeprijanov door Boekenplan (@Boekenplan op Twitter) wou lezen en er dan iets over wou schrijven (het woord ‘recensie’ werd handig vermeden om me niet helemaal de kast op te jagen), begon ik spontaan uitstelgedrag te vertonen. Ik ging zelfs de vuile was sorteren.

Het leuk ogende boek lag dan ook al weken dreigend op mijn bureau voor ik het durfde te openen, als betrof het hier een brief van de Federale Overheidsdienst Financiën. Voorzichtig de inleiding even proberen, dat moest nog wel lukken, dat was proza. Grotendeels in het Russisch weliswaar.

Dat ik mijn woordenboek Russisch-Nederlands gebruik om het beeldscherm van mijn pc op ooghoogte te plaatsen is tekenend voor de staat waarin mijn kennis van het Russisch zich bevindt. Het maakte ook dat ik bepaalde woorden uit de inleiding niet kon opzoeken. Uit wat ik zonder woordenboek begreep, kon ik opmaken dat Vjatsjeslav Koeprijanov een grote naam is in de hedendaagse poëzie, die in een adem genoemd wordt met Czesław Milosz en sinds een jaar of vijftien internationale prijzen binnenhaalt, zoals ik de was (omwille van dat uitstelgedrag).

Uiteindelijk ben ik toch maar aan de gedichten zelf begonnen. Ik werd aangenaam verrast.

Koeprijanov schrijf korte, puntige gedichten die op het eerste gezicht heel erg eenvoudig lijken. Die eenvoud is echter bedrieglijk. Een gedicht als ‘Dorst’ bestaat uit slechts twaalf woorden maar die hebben zoveel inhoud, er zit zoveel melancholie in, zoveel gedwongen en daardoor onwillige berusting, dat je als lezer gemakkelijk een dag doorkomt met die twaalf woorden. Nadenkend over hun betekenis, doordenkend, hen savourerend, terwijl je stilletjes hoopt dat ze hun volle betekenis maar traag zullen vrijgeven.

De vormelijke eenvoud is bij Koeprijanov bedrieglijk, zoals ook zijn luchtigheid dat is. De eenzaamheid van de hedendaagse mens die te zeer met zichzelf, met zijn ambitie, met zijn elektronische prulletjes bezig is en ‘onsterfelijkheid zoekt op een cd’, om oog te hebben voor de mensen en de wereld rondom zich is een prominent thema. En natuurlijk – een Russische schrijver, zou geen Russische schrijver zijn mocht hij het er niet over hebben – politiek. Koeprijanov klaagt gedwongen uniformiteit aan, maar ook laksheid, hij wijst de grote ego’s uit de politiek terecht, verfoeit de ambigue houding van zijn land ten opzichte van Europa,…  En hij doet dat met een speelsheid die verleidelijk is in zijn ongekunsteldheid.

De papieren leugen was voor mij een aangename kennismaking met Koeprijanov, hopelijk kan het dat voor u ook zijn. Een kennismaking met een wijze oude man, een man die iets te zeggen heeft, een man met een ernstige boodschap, die hij heel vakkundig verpakt in ogenschijnlijke eenvoud en luchtigheid. 

Een aanrader.

dinsdag 4 september 2012

Uit de archieven - Beroepen met toekomst

Hoe je het ook draait of keert, ik heb de voorbije pakweg zeventien jaar (ik zeg 'pakweg', maar ik weet heel precies dat het zeventien jaar is) heel wat rommel bijeengeschreven. Soms vind je eens iets terug, waarvan je zelf was vergeten dat je het ooit geschreven had. Dat is leuk, maar vaker is het genant. En soms is het geen van beide. Zoals dit stukje tekst, dat ooit in een verloren versie van De engel in het gekkenhuis beland was, maar het uiteindelijk niet haalde tot bij de drukker.


Wie vlug rijk wil worden moet in de pyjama-industrie gaan. Pyjamafabrikanten worden zo rijk als de zee diep. Dat lijkt me evident. Iedere weldenkende mens weet dat de pyjama-industrie dé sector van de toekomst wordt. Waarom?
Pyjama’s zullen een ongekende boom kennen binnen dit en een paar jaar. Twee factoren die dat onrechtstreeks bewerkstelligen:

1. het steeds grotere fileprobleem
2. de verdere ontwikkeling van telecommunicatie en internet.

Het is vrijdagmiddag. Ik zit op kantoor, op een afdeling bestaande uit zestien man. Ik kijk even op en wat zie ik? Lege bureaus en zwarte computerschermen. Vandaag zijn we hier met welgeteld vijf mannen en vrouwen. Vijf van de zestien, inderdaad. Dat wil zeggen dat twee derde niet aanwezig is.

Verzuim? Allerminst.

Het hoger management maakt momenteel een plezierreisje in Lapland. Maar waar zitten die acht anderen?

De reizigers daar gelaten zijn acht mensen vandaag niet op kantoor, terwijl ze toch aan het werk zijn… want – en hier komen de factor die direct voor de bloei van de pyjama-industrie zal zorgen, opdagen – ze werken thuis. Ze werken thuis, omdat ze door files allerhande dagelijks 4 uur onderweg zijn naar hun werk of naar huis. Tijd die ze, als ze thuis werken meer kunnen werken, of, realistischer, langer kunnen slapen.

Stel je voor dat je om 6.00u op moet, om van 9.00u tot 18.00u te werken en om 20.00u terug thuis bent. Je bent dertien uur weg van huis om acht uur te werken (we rekenen hier met een uurtje middagpauze). Dat betekent dat je, als je thuis werkt, je pas om 12.00u dient te beginnen. Je werkt in een ruk door tot 20.00u, je hebt je acht uren gepresteerd, je bent om hetzelfde uur beschikbaar voor vrouw en kinderen, maar je kon wel pakweg vijf uur langer in je bed blijven liggen.

Okee, dat mensen liever thuiswerken begrijpen we nu. Dat dit door de zich supersnel ontwikkelende thuiswerktechnologie, ik denk hierbij aan gsm, internet, wifi-toestanden,… ook steeds makkelijker en comfortabeler kan, is een evidentie waaraan ik geen woorden dien te spenderen.

Ik doe een hemd aan om naar kantoor te gaan. Op een vrije dag loop ik tot vaak na het middagmaal in mijn kamerjas rond. Onder mijn kamerjas draag ik een pyjama. U voelt mij komen.

Je maakt me niet wijs dat mensen die thuis werken dat doen in een stijf gestreken hemd en lederen schoenen. Nee, natuurlijk niet. Na het ontbijt verdwijnen ze achter hun pc, op hun sloffen, in hun gezellige pyjama en eventueel met een kamerjas aan.

Het moment waarop vijfenzeventig procent van de actieve bevolking thuiswerkt is hier op kantoor al bereikt. Het is een vooruitstrevend bedrijf, dat moet ik toegeven, maar andere bedrijven volgen gegarandeerd. België heeft een actieve bevolking van zes miljoen mensen. Vier en een half miljoen mensen dragen binnenkort van pakweg half twaalf ‘s nachts tot een uur ’s middags van de dag erop een pyjama (of nachtkleed dat maakt voor mijn redenering niet uit). Dat is meer dan een half etmaal.

Mensen zullen dus langer nachtkledij dragen dan wat we voor het contrast dan maar dagkledij zullen noemen.

Confectieklerenzaken in de trant van SuperConfex, Zara, H&M, Inno, C&A… zullen binnen dit en tien jaar bijna uitsluitend nog pyjama’s verkopen. De afdelingen broeken en hemden worden in een duister hoekje achteraan ondergebracht. Overjassen en schoenen hebben helemaal afgedaan.

Vandaar mijn overtuiging dat de kledingsindustrie zoals we die nu kennen, helemaal ineenzakt en uiteindelijk zelfs verdwijnt, ten voordele van de nachtkledij-industrie. Wie verstandig is, begint NU een naaiatelier waar illegale Polen en Slovaken pyjama’s vervaardigen.

Beroep met toekomst nummer 1: pyjamamaker.

vrijdag 17 augustus 2012

C'est chouette hein

Apple staat er toch om bekend uitstekend materiaal te vervaardigen? Niet? Hoe komt het dan dat na nauwelijks acht maanden de oortjes van mijn iPod er al de brui aan geven? Ik zat op de bus die me van het centrum van Brussel naar kantoor bracht, toen ik merkte dat het volume in mijn linkeroor veel lager was, dan in mijn rechteroor. Mijn geloof in Apple is, excuseer: was, zo groot dat ik eerst dacht aan tijdelijke doofheid, een oorprop, speciale geluidseffecten van de producer. Het was pas toen ik het linkeroortje in mijn rechteroor stak, het volume maximaal zette en drie verschillende nummers beluisterde, dat ik werkelijk begon te geloven dat er iets schortte aan de oortjes zelf.

Nog altijd niet bekomen van die teleurstelling, stapte ik tijdens mijn middagpauze de Carrefour van Evere binnen, op zoek naar nieuwe oortjes, die ik algauw gevonden had - blijkbaar in tegenstelling tot vele mensen kan ik me perfect oriënteren in een Carrefour, meer nog, ik zie er logische patronen in. Nog snel een veel te duur broodje meenemen en ik was klaar voor lunch in het park. Ik, samen met mezelf. En met mijn nieuwe oortjes.

Ik liet enkele bankjes aan me voorbijgaan - wegens bescheten, bezet, te veel schaduw, te veel zon - installeerde me uiteindelijk ongeveer halfweg de terugweg naar kantoor op een geschikt bankje en begon de verpakking van mijn oortjes open te frunniken. Verpakkingen openen is moeilijk voor een man, dat weet iedereen, en ondanks mijn immense concentratie, zag ik in een ooghoek de vrouw op het bankje wat verderop opstaan.
Dat viel me op om twee redenen: 1. ze had het beste bankje van het park ingepalmd 2. ze was afzichtelijk. Ik moet toegeven dat ik mensen die ik niet ken heel erg op hun uiterlijk taxeer - waarop zou ik mijn eerste indruk anders baseren, niet - maar dat ik mijn mening, die heel vaak overdreven kritisch is zegt mijn vrouw geregeld, beleefdheidshalve veelal voor mezelf hou (en voor mijn vrouw dus). Mocht ik goed zijn in het beschrijven van mensen en hun uiterlijk ik zou hier in Dickensiaanse bewoordingen vertellen hoe centimeterslange haren haar melkflessen van benen en het maanlandschap dat haar kin door acne geworden was tooiden. Hoe puisten, die sinds de builenpest niet meer gezien werden, haar gezicht, dat er überhaupt al uitzag alsof het de ontmoeting met een stuk zeep al jaren gespaard was gebleven, ontsierden. Hoe haar haren in vunzige slierten samenkoekten alsof ze die elke ochtend met honing of olijfolie (extra vierge) waste.

Ze passeert me, knikt van goeiendag, ik mompel iets en... ze gaat links van me aan het andere eind van mijn bankje zitten. Om besmettingen te vermijden leg ik mijn broodje alvast aan mijn rechterkant en focus strak op de verpakking van de oortjes.

En ja hoor, daar had je het al."C'est un walkman?" vroeg ze, in Brussels Frans - je zal nooit anders zien natuurlijk in Brussel. Ik zag nu ook dat ze enkele tanden miste.
"Hm."
"Ik heb er ook een, hij was kapot, maar een vriend van me is hem aan het herstellen."
Ik kon niet verhelpen dat ik dacht aan een krakkemikkig model, zoals ik er twintig jaar geleden ook een had en waarop cassettes (cassettes! sic!) werden afgespeeld.
"Hm."
Even stilte. Ik nam een hap. Ik had de verpakking bijna open.
"Vous êtes marié?" Als een geboren verleidster had ze uiteraard onmiddellijk de trouwring aan mijn hand gezien.
"Oui."
"C'est chouette hein?"
"Ben oui."
"Enfin, parfois c'est chouette, parfois pas."
Zelfs zonder dat de repliek 'ik kan me voorstellen dat het inderdaad geen pretje is om met iemand als jou getrouwd te zijn' in me opkwam - al zeker niet in het Frans -, had ik al genoeg van het gesprek en stond op om mijn zoektocht naar een nieuw bankje te beginnen.

Onmiddellijk voelde ik me schuldig. Had de dame in kwestie een verzorgd uiterlijk, een leuk koppie, lang donker haar en alle tanden op de juiste plaats gehad, ik had het gesprek met veel animo gaande gehouden, tot ver voorbij de redelijke limieten van een middagpauze. Dat was confronterend, maar ergens ook logisch. Ik heb gevoel voor esthetiek. Had ze bijvoorbeeld wat meer op mijn vrouw geleken, dan zat ik om vier uur in de namiddag nog op het bankje. En toch voelde ik me schuldig. Ze wou gewoon een babbeltje doen. Misschien was ze wel eenzaam. Misschien was ze wel oké... heel diep van binnen. Misschien was ik wel de eerste persoon met wie ze die dag praatte.

Het gesprek was niettemin een soortement eyeopener. Getrouwd zijn met een mooie, intelligente, grappige vrouw is inderdaad heel erg chouette. Toen ik een eenzamer bankje gevonden had (weliswaar in de schaduw nu), was ik danig overstelpt van het gevoel dat mijn vrouw en ik en bij uitbreiding 90 procent van mijn vrienden- en kennissenkring, toch wel mooie mensen zijn. Ik werd er zo blij van dat ik mijn vrouw sms'te om haar te zeggen dat het super chouette was om met haar getrouwd te zijn.

Als ik het vunzige kreng nogmaals ontmoet in het park, ga ik haar van harte bedanken.

maandag 19 maart 2012

De grasmaaier en hogesnelheidstrein

Heb je ooit The Straight Story van David Lynch gezien, over een tachtiger die met zijn grasmaaier de Verenigde Staten doorkruist om zijn stervende broer te bezoeken? Een prachtige prent over leven en dood, en alles wat daartussen ligt. Ik zag hem meermaals, omdat ik David Lynch meestal wel kan pruimen, omdat het een film is waarin de dialogen belangrijker zijn dan de acties en omdat ik hou van trage films.

Op een bepaald moment, ik geloof tijdens een scène rond een kampvuur, wordt Alvin Straight, het hoofdpersonage, gevraagd wat het ergste is aan oud worden. Heel kernachtig en lucide antwoordt hij: ‘Remembering when you were were young.’ Het is intussen dertien jaar geleden dat ik de film voor het eerst zag, maar dat antwoord is me altijd bijgebleven.

Ik heb nog iets minder dan een halve eeuw af te leggen voor ik tachtig word, en ik ben (nog) niet van het nostalgische type dat vindt dat in het relatief weinige ‘vroeger’ waarop ik op mijn leeftijd kan terugblikken, alles beter was. Maar ik begrijp het antwoord van Alvin Straight heel goed. Zelfs als je pas drieëndertig bent, is het niet leuk vast te stellen dat je knieën niet meer meewillen bij het joggen. Dat je wel eens hartkloppingen krijgt van een fietstochtje in tegenwind. Dat een kater nu al twee dagen in je gezelschap vertoeft na een geslaagd feestje. Dat je minder haar hebt dan je vader toen hij jouw leeftijd had. Als prille dertiger ben je uiteraard niet oud, maar je jeugd ligt achter je. Je kunt niet veel anders dan je daarbij neerleggen.

Alsof dat op zich al niet knap vervelend en confronterend is, word je je ook nog eens pijnlijk bewust van je vergankelijkheid, van de snelheid waarmee het leven aan ons voorbijraast, als een hogesnelheidstrein. En nee, het is geen midlife crisis – daar zijn we nog niet aan toe – maar het resultaat van iets wat de mensen in je onmiddellijke omgeving teweegbrengen. Het resultaat van het observeren van je kinderen en je ouders, bijvoorbeeld wanneer ze met elkaar aan het spelen zijn.
Je ziet je kinderen opgroeien. Letterlijk als kool. Een dag na hun geboorte kunnen ze stappen, de dag erop gaan ze naar de kleuterklas en nog een dag later leren ze lezen en schrijven. Je staat erbij en je kijkt er naar, zoals een koe naar diezelfde hogesnelheidstrein die ik hierboven al vermeldde. Je staat versteld van hoe vlug ze groot worden en ergens in je achterhoofd weet je: op een dag sta ik op en zal ik hen mijn autosleutels geven omdat ze naar hun eerste sollicitatiegesprek moeten. En je weet ook dat je op die dag tegen jezelf zult zeggen: ‘Tiens… is dit werkelijk? Ben ik vijfenvijftig? In mijn hoofd ben ik nog altijd dat recalcitrante jongetje van zestien dat per se lang haar wou en enkel zwart droeg.’ Op dat ogenblik – en dat weet ik nu al zeker – zal vandaag als gisteren aanvoelen, al zit er tweeëntwintig jaar tussen.

De hogesnelheidstrein brengt ons heel erg snel van het ene station naar het andere. Daarvoor werd hij ontwikkeld. Maar misschien verkies ik wel een boemeltreintje.

Je ouders spelen een dubbele rol in het toenemende besef van je vergankelijkheid. Net zoals je kinderen zie je ook je ouders ouder worden. Helaas worden ze niet alleen ouder, ze worden nu ook werkelijk oud – niet het relatieve oud van toen je twaalf was en iedereen boven de twintig oud was, maar het absolute oud, het onoverkomelijke en onomkeerbare oud. Kwaaltjes stapelen zich op, doktersbezoeken worden regelmatiger, ze kunnen nu echt niet meer lezen zonder bril, al pretenderen ze graag het tegendeel, ze verhuizen naar een woning zonder trappen, ze zijn niet meer half zo sterk als je je herinnert van vroeger, je ziet ze opgaan in de rol van oma en opa.

Ze worden kortom oud en je herinnert je nog perfect dat ze volwassenen in de kracht van hun leven waren. Het lijkt niet eens zo heel lang geleden en als je even narekent, mja, dan blijkt dat ze in de kracht van hun leven ongeveer even oud waren als jij nu bent. Je beseft dat het niet denkbeeldig is dat jij even snel oud zal worden en zult verhuizen naar een woning zonder trappen. Het confronteert je nog maar eens met de hogesnelheidstrein die voorbijdavert, zonder ommezien richting finale vergankelijkheid – ik had bijna ‘verdoemmenis’ geschreven.

Dat doet pijn, maar het meest confronterende is het oude speelgoed dat je ouders weer van zolder halen als je kinderen bij hen blijven logeren. Je ziet speeltjes terug die je al dertig jaar was vergeten en onmiddellijk herinner je je weer perfect hoeveel plezier je eraan beleefde. Je weet weer met welk Lego-ventje je jezelf identificeerde en waarom je dat deed. Flitsen van nachtelijke dialogen die je met je lievelingsknuffel voerde, spoken door je hoofd. Je weet zelfs nog welke stem je hem in gedachten gaf. En bijna, bijna wil je de bewuste knuffel uit de handen van je kinderen rukken, omdat ze er niet mee spelen zoals het hoort. Omdat ze hem niet begrijpen en in zijn gelaatsuitdrukking die de voorbije dertig jaar niet is veranderd, zijn zielenroerselen niet kunnen lezen. Je wordt met andere woorden weer dat kind van drie. Van de ene seconde op de andere voltrekt zich die wonderbaarlijke metamorfose. Een reis door de tijd. Sneller zelfs dan die hogesnelheidstrein. Sneller dan het licht, want je hebt de tijd ingehaald.

En daar sta je dan in de trappenloze woning van je ouders. Een kind van drie gevangen in een lichaam van drieëndertig waarop sleet zichtbaar wordt, omringd door ouders die nu ook werkelijk oud zijn. Het ergste aan ouder worden, is je herinneren hoe het was om jong te zijn. Dat had Alvin Straight goed gezien. Maar hij was onvolledig. Het ergste aan ouder worden, is je herinneren hoe het was om jong te zijn en te beseffen dat dat niet zo lang geleden is. Of je nu dertig, zestig of tachtig bent.

Meer nog, op je dertigste is je peutertijd dichterbij dan wanneer je zeven bent, want dan heb je het eeuwige leven. En ik vrees dat die evolutie zich doorzet zodat het op je tachtigste lijkt alsof je een dag geleefd hebt. En dan is het tijd. Het is gedaan… na amper een dag.


---
De grasmaaier en hogesnelheidstrein werd geschreven op verzoek van Uitgeverij Lemmens, in het kader van Klaar, een publiek en toch een persoonlijk document. Klaar gaat over het leven, het einde en jij. De komende weken praten Uitgeverij Lemmens op deze site met talloze mensen over leven en over klaar zijn.
Uitgeverij Lemmens is op zoek naar zoveel mogelijk aspecten van de dilemma’s die aan vrijwillige levensbeëindiging vastzitten. In tekst en beeld. We hebben deskundigen, weduwen en weduwnaars, begrafenisondernemers, advocaten, fotografen, kunstenaars, filosofen en schrijvers uitgenodigd om hierover na te denken en met ons te praten. In woord en in beeld.
Al dat materiaal wordt verzameld in het boek KLAAR dat binnenkort in de boekhandel verschijnt. Precies op de dag dat de euthanasiewet in Nederland tien jaar bestaat.

dinsdag 31 januari 2012

Zelfstandige worden?

De voorbije maand vroegen verschillende mensen me of het verstandig is om zelfstandige te worden? En hoe daaraan te beginnen? Waarschijnlijk zit de crisis daar voor iets tussen. Die vraag met een simpel ja of nee beantwoorden is wat moeilijk en de adviserende mail die ik als antwoord stuur, blijkt telkens nogal lang.

Om te vermijden dat ik in de toekomst nog tig maal hetzelfde advies moet uitschrijven, zet ik het hier online. Dan kan ik de volgende persoon die me de vraag stelt gewoon naar deze pagina verwijzen. Het kan maar zo gemakkelijk zijn.

Is het verstandig om zelfstandige te worden? 
Ja, als je weet wat je kan, wat je wil en voldoende discipline hebt, om er 100% voor te gaan. Weten wat je wil doen en wat je graag doet is het belangrijkste. Je beperkingen en talenten kennen speelt uiteraard ook een rol, maar is minder belangrijk, je wil als zelfstandige maar beter niet té voorzichtig zijn. Wie geen risico's durft te nemen, kiest beter voor de (heel erg) relatieve zekerheid van een vaste baan.

Hoe begin je daar dan aan?
Zeker eens doornemen: de startersgids op de website van Unizo. Daarin staat eigenlijk alles wat je moet weten en wat je jezelf moet afvragen voor je aan dat avontuur begint. Unizo organiseert om de paar weken op verschillende plaatsen in Vlaanderen ook infosessies voor starters. Je hoeft geen lid te zijn van Unizo, om daarvoor in te schrijven.

Wat zou je willen gaan doen? 
Je moet zeker vooraf de markt bestuderen. Als starter leer je immers het meest van je concurrenten. Stel je de vraag wie in jouw sector en regio actief is, wat ze doen, hoe ze promotie maken, hoe je jezelf gaat onderscheiden van de rest,...
Als je weet wat je wil doen en hoe je het wil doen, moet je ook eens informeren bij mensen die hetzelfde werk doen. Je zult heel wat tips van hen krijgen. En maak je geen zorgen, een goeie zelfstandige heeft te veel werk en zal je niet als een ongewenste concurrent zien, maar als een potentiële partner.

Netwerken!
Het moeilijkste in het begin is een plaatsje verwerven op de markt. Daarvoor moet je heel veel mailen, rondbellen,... zorgen dat de mensen je kennen, want de klanten komen natuurlijk niet vanzelf. Eens je een netwerk hebt en goed werk levert, komt het werk min of meer vanzelf. Dat is fijn, maar dat duurt even.

Financiële consequenties?
Zelfstandige zijn heeft een paar nadelen of toch minstens minder aangename consequenties. Sociale lasten, BTW-voorschotten, tamelijk zware belastingen, beroepskosten, pensioensparen,... Het woord zegt het zelf natuurlijk: je draait voor alles zelf op, want je bent zelfstandig.
Veel kosten, dus moet je veel verdienen, en dus moet je hard werken. Zo eenvoudig is het.

De eerste drie jaar betaal je per kwartaal een voorschot op je sociale lasten. Ik geloof dat dat iets van een 700 euro is. Na drie jaar wordt dat bedrag gecorrigeerd op basis van wat je effectief verdiend hebt. Voorzie je erop dat het een veelvoud van die 700 euro wordt.
Alle BTW die je per factuur aanrekent (21 of zes procent), moet je per maand ook weer afgeven (op basis van inkomsten van het vorige kwartaal).Alle BTW die je betaalt op werkgerelateerde kosten, breng je in mindering. Een ex aequo zou ideaal zijn, maar is in praktijk niet haalbaar als je geen kantoor bouwt of een wagenpark uitbouwt. Niet haalbaar dus.

Nadat je BTW betaald hebt, betaal je een keer per jaar ook belastingen. Als je geen vennootschap hebt, verschilt dat niet veel van wat je als werknemer betaalt. Hoe meer je verdient, hoe meer belastingen je betaalt, dat is maar fair, lijkt me.
Over het fiscaal statuut heb ik het later wel eens... of niet.

Motivatie
Nu hou ik het erop te concluderen dat het heel leuk is om voor jezelf te werken. Het is een ander soort motivatie, omdat je heel goed weet wat er staat tegenover elke gewerkt uur. Mind you, je bent je ook pijnlijk bewust van het feit dat je niets verdient als je niet werkt. Verlof nemen doet in het begin echt wel pijn. Je werkt echt wel veel en het werk laat je niet los. Maar je verdient wel behoorlijk goed, als je hard werkt.





donderdag 19 januari 2012

Zes aangename manieren om te procrastineren

Geheel per toeval stelde ik vast dat deze blog/site eigenlijk nog steeds tamelijk wat bezoekers heeft, terwijl ik hem al bijna een jaar schandelijk verwaarloos. Stom van me want het is een eenvoudig, leuk, goedkoop middel om mezelf ongehoord te promoten, te branden, te verkopen,... Het is het gedroomde medium om mijn uitgever te verlossen van alvast een van de nog 872 exemplaren die hij heeft liggen van dat romannetje van me.
Het is misschien zelfs een manier om reclame te maken voor mijn onderneminkje. Bloggen dus. Laat ik het mezelf vooral niet te moeilijk maken en een tekst recupereren die ik al een tijd geleden schreef. Eenvoudig copy-pastewerk. Recyclage is goed voor het milieu.

Een blogje over procrastineren... omdat dat leuk is. Omdat ook dat een vorm van procrastineren is. (in werkelijkheid heb ik net een tekst over bouwmethodes afgewerkt en wil ik even mijn gedachten verzetten alvorens hem te reviseren met voldoende afstand en een leeg hoofd).

Zes aangename manieren om te procrastineren

(dat woord staat trouwens niet op www.woordenlijst.org, het zal wel een anglicisme zijn veronderstel ik)

[één] Facebook
[twee] mailen
[drie] planning en to do-lijstjes
[vier] de krant
[vijf] bijleren op Twitter
[zes] boodschappen

Wat heb ik daarover te zeggen?

Wat kan ik daarover meer zeggen dan dat ik lui ben en slechts presteer zonder strakke deadlines. Dodelijk voor een zelfstandige thuiswerker zou je denken, maar dat valt best mee. Procrastineren stelt me in staat op een later tijdstip pijnlijk efficiënt te zijn, omdat de tijd dan dringt. Maar die lijst dus...

[één] Heel zelden is het een handig communicatiemiddel, veelal zit je er gewoon tijd te verdoen met vrienden die je niet kent, muziek die andere graag horen, nieuwsberichten die je niet interesseren... Prachtig! Al moet ik zeggen dat ik de laatste weken meer naar Twitter neig.

[twee] Ik ben een schrijver, geen prater. Als ik iemand iets moet vragen of vertellen, zal ik in eerste instantie niet naar de telefoon grijpen. Ik mail. Dat is minder storend voor de tegenpartij en ik moet mijn gedachten en mijn discours niet op voorhand ordenen, wat ik voor elk telefoontje dus wel doe. Alleen, kost het natuurlijk veel meer tijd. Mail schrijven, mail sturen, reminder toevoegen zodat ik het mailtje niet vergeet op te volgen en als er antwoord komt even informeren naar de kinderen, naar het werk, de gezondheid,... voor je het weet ben je een halve dag bezig met mails te beantwoorden.  

[drie] Heerlijk toch. Je hebt massa's werk waaraan je niet wil beginnen, dus maak je een lijstje van wat je allemaal zou doen, mocht je geen lijstje aan het maken zijn. Dan plaats je er deadlines naast en de workload natuurlijk en voor je het weet heb je een heuse planning. Als je daarin onderlegd bent is de conclusie dat je die dag niet meer hoeft te werken en je alles nog wat kunt uitstellen.

[vier] Pas op nummer vier omdat ik zelfs in De Standaard zelden meer dan twee artikels vind, die het lezen waard zijn. Ik scrol even over de homepage - want ik lees de krant enkel online - voor ik begin te werken en onder de middag en ik weet weer wat er gaande is in de wereld. Meer hoeft dat niet te zijn.

[vijf] Dankzij Twitter krijg ik een dagelijkse digest aan artikelen over social media. Die info komt van pas in mijn werk als, ahum, online communicatieadviseur, dus moet ik dat allemaal lezen... toch? Natuurlijk niet, maar ik lees het niettemin, ik word daardoor beter in mijn job, kan klanten beter adviseren, het is kortom wat een professional hoort te doen... maak ik mezelf dan wijs.

[zes] Snel even bij de slager stoppen, naar de Carrefour een pizza halen terwijl ik die facturen ga posten, dan verliezen we straks geen tijd met koken. En onderweg even stoppen bij de cd-winkel. Snel, snel,... want we hebben het druk druk druk!