Posts tonen met het label Schrijven. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Schrijven. Alle posts tonen

vrijdag 26 november 2010

Inspiratie klopt aan

Vannacht werd ik gewekt uit een bizarre droom over een uit de hand gelopen familiefeest. Het strekt mijn familie tot eer dat ze geen familiefeesten organiseren. Mijn dankbaarheid is schier eindeloos, zeker na wat ik vannacht droomde – het benaderde een nachtmerrie. Gelukkig werd ik gewekt door drie droge, doch beleefde klopjes op de deur. Tok tok tok.

Ik schrok wakker. Opgelucht omdat de droom over was. Maar ook verontrust want ik had duidelijk drie kloppen gehoord. Op hout. Een vreemd geluid, zo midden in de nacht.

Onze voordeur, dacht ik. Inbrekers. Zouden inbrekers aankloppen om te controleren of iedereen slaapt, voor ze zich toegang verlenen tot een onbekende woning? Om half twee ’s nachts leek het me een zeer aannemelijke stelling, ook al heb ik onderhand door de nacht zelden het geschikte moment is om helder te denken.

Ik dus het bed uit. Eerst gaan luisteren aan de slaapkamerdeur van mijn dochter. Die sliep diep. De grootste schat was gered, de rest was bijkomstig. Niettemin ging ik even naar beneden om deuren en ramen te controleren. Ik keek ook even de tuin in en controleerde of de wagens er nog stonden. Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat de SUV van de buren op straat stond. Meer auto, kleinere inspanning. Die SUV zouden ze dus wel eerder meenemen.

Toen ik terug in bed kroop, bleef ik nog een tijdje naar de nachtelijke stilte luisteren en in het donker staren. Ik zag niets en hoorde niets, behalve de ademhaling van mijn vrouw. Stilte. Maar die drie droge, beleefde klopjes had ik echt gehoord. Die had ik niet gedroomd. Dat wist ik zeker.

En terwijl ik daar naar het niets lag te luisteren, kreeg ik plots een inval voor een nieuw verhaal. Een ruwe, realistische plot, verpakt in een mooi omhulsel van schijnbare lichtvoetigheid. Leven en dood. Liefde en wraak. Het werd me als het ware op een schoteltje gepresenteerd. Ik kreeg een afgewerkt verhaal cadeau. Ik moest het alleen nog uitschrijven. En onthouden tot ’s ochtends natuurlijk. Want ik vertik het om daarvoor op te staan. Ik vertik het zelfs om een notitieboekje op mijn nachtkastje te leggen. Er voldoende lang aan denken is een beproefde methode. Na een half uurtje achtte ik de tijd rijp om verder te slapen, gerust dat het verhaal mijn verdere nachtrust zou overleven.

En inderdaad. Vier uur later bij het ontwaken herinnerde ik me de verhaallijn wonderwel. Alsook de drie kloppen. En het was dan dat ik besefte dat inspiratie aanklopt wanneer ze voor je deur staat. Heel beleefd: tok tok tok. Wakker worden, ik heb iets voor je.

Share

vrijdag 1 oktober 2010

De engel in het gekkenhuis… dertien jaar later

Honderdzestig bladzijden, dertien jaar schrijven en schrappen. Onvoorstelbaar dat er mensen zijn die denken dat een romannetje schrijven een leuke hobby is. Maar laat ons wel wezen, dertien jaar hard werken aan een boekje van 160 bladzijden kan alleen getuigen van een pijnlijk gebrek aan talent. Of niet…

De aanzet voor De engel in het gekkenhuis schreef ik in 1997. Een gesprek met een vervelende kennis tijdens een gratis concert was om allerlei redenen zo gênant dat ik dacht ‘dit schrijf ik even neer’. Om het wat meer ‘body’ te geven beschreef ik ook het concert. Twee Gallery-schriftjes schreef ik vol, over een leegloper die zijn dagen vult met niets doen in het centrum van Gent. Veertig bladzijden. Niet bijster goed, maar ook niet zo slecht dat ik ze weggooide.

Een dronken grootmoeder en een minister die zegt dat je het niet kunt
Op zekere dag, een jaar of zes later, had mijn grootmoeder een openhartige bui. Of ze was wat vroeg aan het aperitief begonnen. Hoe dan ook, ze vertelde honderduit over haar echtgenoot, wijlen mijn grootvader, en het leven met acht kinderen. Ik kende mijn grootvader vooral als een nors, stilzwijgend flegmaticus, maar wat mijn grootmoeder vertelde wierp een nieuw licht op de man… Het zette me opnieuw aan het schrijven. Het verhaal over mijn grootvader liep compleet uit de hand en werd groteske over het Vlaanderen tussen de tweede wereldoorlog en het begin van de jaren ’80. De tijd toen alles beter was, quoi. Veertig bladzijden.

Een paar maanden later: een brief van toenmalig minster van Arbeid Renaat Landuyt om me te vertellen dat mijn inzending voor deze of gene schrijfwedstrijd niet voor publicatie geselecteerd was, maar dat hij niettemin genoten had van mijn werk en me nog veel succes wenste. Die brief haal ik letterlijk aan op de openingspagina van mijn roman, die u binnenkort kunt kopen. Zeker doen, het is, op mijn dochter, mijn tweede roman en mijn legendarische moussaka na, het beste wat ik tot nu toe voortgebracht heb en het enige wat te koop is.

‘Zo, zo, Landuyt vindt dat ik niet kan schrijven,’ zei ik tot mezelf en haalde de Gallery-schriftjes van onder het stof. Als ik nu eens… en dan misschien… maar het kon ook… Kortom, ik schrapte de rommel en herschreef. Zestig bladzijden.

Het geniale concept
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik van nature verschrikkelijk lui ben. Ik had mezelf tot mijn dertigste gegeven om een roman gepubliceerd te krijgen, maar had geen zin om die te schrijven, dus dacht ik diep en lang na over een passend concept om de tekst over mijn grootvader en die over de leegloper – die inhoudelijk niets met elkaar van doen hadden – bijeen te brengen in één boek. 

De engel kreeg als ondertitel 'Twee halve romans over het heden en wat vooraf ging'. Het hoofdpersonage ging in zijn familiegeschiedenis op zoek naar een verklaring voor zijn huidige toestand. Ik moest nauwelijks iets herschrijven en het concept was geniaal in zijn eenvoud, vond ik zelf. Ik had met andere woorden een manuscript waarmee ik uitgeverijen kon lastigvallen. Ik was vijfentwintig. Time was niet bepaald on my side.

Een van de eerste uitgeverijen die ik aanschreef vond mijn manuscript best in orde (bedankt, Ivo), inclusief het luie concept, dat ‘best wel origineel’ was. Niettemin overleefde het een eerste revisie door de redactrice niet. Geestig, ja. Goed geschreven, ja. Maar weinig evenwichtig, dat ook. En geen duidelijke verhaallijn op de koop toe.

Het deel ‘Wat vooraf ging’ was niet goed genoeg. In plaats van aan dat deel te beginnen sleutelen, dacht ik: ‘Foert, ik gooi het weg’. Terug naar af, want ik had nu wel een uitgever, maar zat weer met een manuscript van een povere zestig bladzijden opgescheept. Met een halve roman waarvan de plot, de personages, de dialogen… me na jaren herschrijven inmiddels de strot uitkwamen. Bovendien had ik nu een Echt Leven en nauwelijks tijd om te schrijven.

Maar een schrijver schrijft, zelfs als een minister hem zegt dat hij het niet kan. De plot werd verrijkt met een ongewenste zwangerschap, enkele dieptragische scènes en een uitstapje naar de pornografie. En twee halve romans werden er vorig jaar één. Voorwaar geen slecht boekje, daar kunt u zichzelf binnenkort van vergewissen. Iets meer dan dertien jaar nadat ik de eerste woorden van De engel aan het Gallery-papier toevertrouwde. 

Mijn zelfopgelegde deadline heb ik niet gehaald. Ik ben inmiddels bijna 32.

Dit blogbericht kun je ook lezen op het weblog van Uitgeverij Lemmens.